Bijen in de stad
Vaak wordt gedacht dat het houden van bijen niets is voor in de stad, maar de bijen zullen het daar meestal niet mee eens zijn. In de stad is er voor de bijen meestal meer te vinden dan op het platteland. In de stad is de biodiversiteit vaak (veel) groter dan op het platteland.
Voor de vraag of u bijen mág houden is vooral de in uw woonplaats geldende APV (Algemene Plaatselijke Verordening) van belang. Daarin staat vaak een minimum afstand tussen de bijenvolken en de openbare weg genoemd, die dan vervolgens weer niet geldt als je maar bepaalde maatregelen neemt die er voor zorgen dat niemand op de openbare weg last van de bijen heeft (bijvoorbeeld door een omheining van minstens 2 meter hoog aan te brengen).
Vaak vliegen er in uw omgeving al heel veel bijen, hommels en wespen. Als u dan ergens bij uw huis buiten beeld een kast heeft staan waarvan de bijen eerst flink omhoog moeten vliegen voordat ze echt weg kunnen vliegen, dan valt dat niemand op.
Bijen en hommels geven hoe dan ook zo goed als nimmer een probleem. Als er sprake is van een steek, dan is dat bijna altijd van een wesp (waarvan overigens ook niet alle soorten steeklustig zijn).
Helaas weten de meeste mensen echter niet of nauwelijks het verschil tussen bijen en wespen. Elke (wespen-) steek zal al gauw aan uw bijen worden toegedicht. Dat is dan natuurlijk wel vervelend.
Het is daarom zeker van belang om een goede verhouding met uw buren te onderhouden. Vertel ze over het grote verschil tussen bijen en wespen en betrek ze bijvoorbeeld (ook) op een leuke manier bij uw bijen. Dat kan zijn met een potje honing, maar ook door ze af en toe eens mee te laten kijken. Zo wordt het voor de buren al snel 'gewoon'. Het kan soms handig zijn om pas na verloop van tijd van uw bijen te vertellen. Dan is er immers al sprake van een 'bewezen' periode zonder problemen.
Als u bij uw eigen huis ècht geen bijen kunt houden (bijvoorbeeld als er in uw directe woonomgeving iemand last heeft van bijenallergie), dan kunt u vaak nog steeds wel imker worden. Ook in of nabij úw woonplaats zullen er plaatsen zijn waar u één of meerdere bijenvolken mag plaatsen. Informeer bijvoorbeeld eens bij Staatsbosbeheer, gemeente, waterschap, volkstuinbeheerders, landgoedeigenaren, instanties van rioolzuiveringsinstallaties, etc. etc. Maak daarbij als je een plaatsje hebt gevonden wel goede afspraken.
Zoek in ieder geval contact met de imkervereniging (bijenhoudersvereniging) in of nabij uw woonplaats. Vaak hebben (of weten) zij ergens een bijenstal waar ook nog wel een plaatsje te vinden is voor uw volk(en). Alle imkerverenigingen zijn blij met nieuwe leden.
Het is altijd aan te raden om eerst een beginnerscursus te doen en op zoek te gaan naar een mentor. De kans is niet gering dat u door de kennissen die u hierbij opdoet al snel (wellicht zelfs gratis) aan uw eerste volkje wordt geholpen.
U vraagt zich nu wellicht nog af hoeveel tijd er aan een bijenvolk moet worden besteed. Dit hangt voor een groot gedeelte af van de wijze waarop u het wilt doen. Welke methode voorzwermverhindering u wilt gaan toepassen, met welke bijen u wilt gaan imkeren (de "gewone" bastaard-honingbij, de buckfast, de carnica, etc.), of en hoe vaak u varroa wilt bestrijden, etc.
Citaat uit "Zelf bijen houden" (Kim Flottum, vertaling 2007): "Gedurende een seizoen bent u iets meer tijd kwijt aan uw bijen dan aan uw kat, maar u bent minder tijd aan hen kwijt dan aan uw hond".
- bekijk de imkerkalender en bedenk: van werk dat je leuk vindt, word je zelden moe en tussendoor kan je zo vaak je wilt heerlijk naar ze gaan kijken: de natuur binnen handbereik.
- begin klein (niet meer dan 2 kasten) en ontdek, voor u verder uitbreidt, hoeveel honing u kwijt kunt aan uzelf en uw omgeving.